ECLI:NL:HR:2019:1913
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen het Bestuur van de Belasting samenwerking Gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 april 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak kosten van vervolging aan belanghebbende in rekening gebracht.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 20 juli 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid en opnieuw verzonden. Ondanks dat belanghebbende in de gelegenheid was gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht, heeft hij van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 6 december 2019.