ECLI:NL:HR:2019:1901

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
18/01362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de vrijheid van godsdienst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 februari 2018. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet door ruim 29 kg ayahuasca-thee in te voeren, bestemd voor een kerk. De verdachte stelde zich op het standpunt dat dit handelen onder de vrijheid van godsdienst valt, zoals beschermd door artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De advocaat van de verdachte, A.G. van der Plas, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook verworpen, waarmee het eerdere oordeel van het Gerechtshof werd bevestigd. Dit arrest is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2019:1901 en is een belangrijke uitspraak in het kader van de toepassing van de Opiumwet en de vrijheid van godsdienst.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01362
Datum3 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 februari 2018, nummer 23/003369-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.G. van der Plas, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO - en HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1456 - geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2019.