ECLI:NL:HR:2019:1872

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
18/02895
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verkrijging appartementsrecht en overdrachtsbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z]. De zaak betreft de verkrijging van een appartementsrecht in een voormalig kantoorgebouw, dat door de kopers moest worden afgebouwd en ingericht. De centrale vraag was of deze verkrijging moet worden aangemerkt als een woning in de zin van artikel 14, lid 2, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, wat zou betekenen dat een lager tarief aan overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn.

De Staatssecretaris had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 mei 2018, waarin het Hof had geoordeeld dat het appartementsrecht als woning moest worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten die in cassatie konden worden aangenomen. Het Hof had vastgesteld dat het gebouw, dat voorheen een kantoorpand was, inmiddels was omgevormd en dat er een omgevingsvergunning voor woningbouw was verleend. De werkzaamheden die door de gemeente waren uitgevoerd, maakten het mogelijk om de ruimte als woning te gebruiken.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel van de Staatssecretaris niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat de gronden waarop het Hof zijn beslissing had gebaseerd, juist waren. De Hoge Raad zag geen aanleiding om de Staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Hof en onderstreept de voorwaarden waaronder een appartementsrecht als woning kan worden aangemerkt voor de overdrachtsbelasting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/02895
Datum29 november 2019
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z ] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 mei 2018, nr. BK-18/00021, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 17/2278) betreffende een door belanghebbende op aangifte betaald bedrag aan overdrachtsbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 26 juli 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [1]

2.Beoordeling van het middel

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in 2016 een appartementsrecht verworven betreffende een ruimte in een als [Q] bekend staand gebouw te [Z] .
2.1.2
Het [Q] is een voormalig bedrijfs- en kantoorpand. In 2014 is een ‘afwijkingsbesluit omgevingsvergunning’ ter inzage gelegd waardoor in afwijking van de bestemming kantoorgebouw ook bewoning is toegestaan. Toen belanghebbende en haar echtgenoot het appartementsrecht verwierven was een omgevingsvergunning voor woningbouw voorhanden.
2.1.3
Ten tijde van de verwerving van het appartementsrecht waren door (toedoen van) de gemeente [Z] diverse werkzaamheden aan het gebouw uitgevoerd, waaronder het aanbrengen van entrees, liften en trappen, het aanbrengen van een galerij aan de binnengevel van het gebouw ter ontsluiting van de appartementen, en in elke als appartement te verkopen ruimte het aanbrengen van een meterkast, aanvoerpunten voor drinkwater en van warm water voor verwarming, en een aansluiting op het riool.
2.1.4
Om de hen geleverde ruimte – in de stukken wel aangeduid als ‘kluskavel’ – te kunnen bewonen, dienden belanghebbende en haar echtgenoot onder meer nog te voorzien in de scheidingswanden aan hun kant van de ruimte en een entree vanaf de galerij of de centrale hal, in de plaatsing van keuken, badkamer en toilet, in de afwerking van vloeren, wanden en plafonds, wijziging of toevoeging van gevelramen en in het eventueel toevoegen van een balkon, een dakterras of een dakopbouw.
2.1.5
Het op aangifte voldane bedrag aan overdrachtsbelasting is zes procent van de koopsom.
2.2
Voor het Hof was in geschil of het door belanghebbende en haar echtgenoot verkregen recht op gebruik van de ruimte moet worden aangemerkt als de verkrijging van een woning in de zin van artikel 14, lid 2, Wet op belastingen van rechtsverkeer, in welk geval twee procent van de koopsom aan overdrachtsbelasting is verschuldigd.
2.3.1
Het middel bestrijdt de gronden waarop het Hof die vraag bevestigend heeft beantwoord.
2.3.2
Voor zover het middel is gericht tegen de in de bestreden uitspraak gevolgde rechtsopvattingen, faalt het op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/04593 [2] , waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.3.3
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gelet op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen verdere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 508.