ECLI:NL:HR:2019:180

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
18/03059
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het hof van 19 juni 2018, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De rechtbank had in deze eerdere uitspraken, genummerd AWB 14/8415 en AWB 15/4288, beslissingen genomen over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009.

Belanghebbende heeft zijn cassatieberoep toegelicht door mr. F.H.H. Sijbers, advocaat te Den Haag. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de middelen in zowel het principale als het incidentele beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de kosten van het principale cassatieberoep. Echter, in het incidentele cassatieberoep werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 februari 2019.

Uitspraak

8 februari 2019
Nr. 18/03059
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 19 juni 2018, nrs. 17/00564 en 17/00565, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/8415 en AWB 15/4288) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. F.H.H. Sijbers, advocaat te Den Haag, en heeft daarbij tevens gereageerd op het incidentele beroep.
2 Beoordeling van de in het principale beroep en het incidentele beroep voorgestelde middelen
De middelen in het principale en het incidentele beroep kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in het incidentele beroep in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2019.