ECLI:NL:HR:2019:1778
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft belanghebbende, een individu uit [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2019. Deze uitspraak betrof de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende waren opgelegd over de jaren 2005 tot en met 2007, evenals de boetebeschikkingen die daarbij waren gegeven. Daarnaast ging het om aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2008 en 2009. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft geen acht geslagen op nieuwe stellingen die buiten de termijn waren ingediend. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 15 november 2019 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.