ECLI:NL:HR:2019:1774

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
19/03726
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 juni 2019. Het beroep was gericht tegen een besluit ingevolge de Participatiewet, dat eerder door de Rechtbank Rotterdam was behandeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling bestaat die het mogelijk maakt om in cassatie te gaan tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke situatie. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit betekent dat de kosten die door de partijen zijn gemaakt, niet door de andere partij hoeven te worden vergoed.

Het arrest is openbaar uitgesproken en de Hoge Raad heeft bepaald dat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 128 door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende zal worden teruggegeven. Dit arrest benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in het bestuursrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03726
Datum22 november 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NISSEWAARD
gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 juni 2019, nr. 16/4781 PW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. 15/7935) betreffende een besluit ingevolge de Participatiewet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als deze. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2019.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 128 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.