ECLI:NL:HR:2019:1772

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
19/03276
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 mei 2019. De Rechtbank had eerder een aantal zaken behandeld, waaronder het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van 7 maart 2019. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij het griffierecht niet was voldaan. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 17 augustus 2019 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Belanghebbende heeft echter niet tijdig het griffierecht voldaan en heeft in zijn reactie op de herinnering van de griffier aangegeven niet in staat te zijn om het griffierecht te betalen. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende niet tijdig heeft aangegeven dat hij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht, zoals eerder vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015. Hierdoor is belanghebbende in verzuim geweest en moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03276
Datum15 november 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 mei 2019, nrs. SGR 18/8048; SGR 18/8053, SGR 18/8054, SGR 18/8055 en SGR 18/8057 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 7 maart 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 17 augustus 2019, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 17 september 2019, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In reactie hierop geeft belanghebbende aan niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen. Voor zover die reactie moet worden opgevat als een beroep op betalingsonmacht, heeft belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat hij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354.
Hetgeen belanghebbende in de reactie van 9 oktober 2019 voor het overige aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.