ECLI:NL:HR:2019:1739

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
18/03020
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grooming via WhatsApp met een 14-jarige jongen en de juridische implicaties van het voorstellen van een ontmoeting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die via WhatsApp berichten aan een 14-jarige jongen een plaats en tijdstip voor een ontmoeting voorstelde met de bedoeling om seks te hebben. De verdachte had druk uitgeoefend op het slachtoffer om deze afspraak te verwezenlijken. De Hoge Raad diende te beoordelen of het voorstellen van een concrete plaats en tijd voor een ontmoeting, in combinatie met de druk die de verdachte op het slachtoffer uitoefende, voldoende was om te concluderen dat de verdachte 'enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van een ontmoeting' in de zin van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gegeven zonder nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee het eerdere oordeel van het Gerechtshof, dat de verdachte schuldig was aan grooming.

De uitspraak is van belang voor de interpretatie van artikel 248e Sr, dat betrekking heeft op het benaderen van minderjarigen met het oog op seksuele handelingen. De Hoge Raad benadrukte dat het handelen van de verdachte, in dit geval, voldoende was om te spreken van een poging tot grooming, wat de strafbaarheid van dergelijk gedrag onderstreept.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03020
Datum12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 december 2017, nummer 20/000971-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.