ECLI:NL:RBZWB:2025:4263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
02-169343-24 en 02-1405160-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grooming, verleiding van minderjarigen en bezit van kinderporno met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming, verleiding van minderjarigen en bezit van kinderporno. De verdachte heeft in de periode van 1 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 via Snapchat contact onderhouden met een veertienjarig meisje, [slachtoffer 1], en heeft haar een ontmoeting voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen. Tijdens deze periode heeft hij ook aan zes andere minderjarigen geld aangeboden om seksuele handelingen bij hem te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het tonen van zijn ontblote geslachtsdeel aan minderjarigen en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en het vermijden van contact met minderjarigen en kinderporno. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een schadevergoeding van € 500,00 toegewezen gekregen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen, gezien de noodzaak voor de verdachte om een intensieve behandeling te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-169343-24 en 02-1405160-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught,
raadsvrouw mr. A.E.S. Heijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1: zich schuldig heeft gemaakt aan grooming van een veertienjarig meisje;
2: heeft geprobeerd om zes minderjarigen seksuele handelingen bij hem te laten verrichten en hen daarvoor geld aan te bieden;
3: drie minderjarigen getuige heeft laten zijn van zijn seksuele handelingen, door in hun bijzijn zijn ontblote penis te tonen, dan wel dat hij de eerbaarheid heeft geschonden door zich op een openbare plaats met ontblote penis te bevinden;
4: meerdere foto's en video’s met kinderporno bezat.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat het initiatief om af te spreken bij verdachte lag. Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat het zijn bedoeling was om in het hotel seks te hebben met [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Er kan dan ook worden bewezen dat verdachte een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen. De feiten 2, 3 en 4 kunnen ook wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte. Voor feit 4 kan niet worden bewezen dat verdachte van het bezit van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt, zodat hij van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat voor een bewezenverklaring is vereist dat verdachte de ontmoeting heeft voorgesteld. Het dossier biedt daartoe onvoldoende overtuigend bewijs. Het gedrag van verdachte kan niet worden gekwalificeerd als grooming. De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 aan het oordeel van de rechtbank. Voor feit 4 bepleit de verdediging dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte van het bezit van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt, zodat verdachte daarvan (partieel) moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Voor een bewezenverklaring van grooming als bedoeld in artikel 248e (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat aan een minderjarige, die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk om met die minderjarige ontuchtige handelingen te plegen. Daarnaast moet de verdachte handelingen verrichten gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting. Zo’n handeling kan bestaan uit het voorstellen van een plaats en tijd voor de ontmoeting en/of het verstrekken van instructies om naar de plaats van ontmoeting te komen en/of het uitoefenen van druk om de ontmoeting daadwerkelijk te laten plaatsvinden. De lat om te mogen aannemen dat sprake is van enige handeling die is gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting, ligt niet hoog. Voldoende is dat met de handeling het voornemen om fysiek seksueel contact met de minderjarige te hebben, in enige mate meer concreet vorm krijgt (ECLI:HR:2019:1739).
Verdachte had vanaf 1 mei 2024 contact met [slachtoffer 1] via Snapchat. De rechtbank stelt op grond van de in het dossier gevoegde chatgesprekken vast dat het initiatief om af te spreken vanaf het begin bij verdachte lag. Zo stuurde verdachte op 2 mei 2024 naar [slachtoffer 1] :
“Just name a date”en heeft hij deze uitnodiging niet op een later moment ingetrokken. Vanaf 8 mei 2024 wordt er over en weer gesproken over een concrete ontmoeting, waarbij verdachte benoemt dat ze gaan neuken in een hotel. Het is verdachte geweest die het Fletcher hotel in Bergen op Zoom heeft uitgekozen en voorgesteld en ter instructie een foto daarvan naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat het zijn bedoeling was om in de hotelkamer seksuele handelingen te verrichten met [slachtoffer 1] . Dat hij niet had doorgezet als [slachtoffer 1] ter plekke had aangegeven dat ze het toch niet wilde, doet niet af aan de intentie waarmee verdachte naar de ontmoeting bij het hotel is gegaan.
Verdachte heeft aldus via Snapchat aan de minderjarige [slachtoffer 1] een ontmoeting op 12 mei 2024 voorgesteld met het oogmerk om met haar ontuchtige handelingen te plegen en zich daarmee schuldig gemaakt aan grooming. Het verweer van de verdediging dat niet verdachte maar [slachtoffer 1] de ontmoeting zou hebben voorgesteld, wordt dan ook verworpen.
Eendaadse samenloop feiten 2 en 3?
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 2 (verleiding van minderjarigen tot ontucht) en feit 3 (seksueel corrumperen van kinderen).
Er is sprake van eendaadse samenloop wanneer een verdachte een strafbaar feit pleegt dat in meer dan één strafbepaling valt. In dat geval wordt slechts één van die bepalingen toegepast. Daarbij heeft de Hoge Raad overwogen dat het voor eendaadse samenloop vooral neer komt op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex opleveren en dat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet, nu het verschillende door verdachte gepleegde gedragingen omvatten. Dit blijkt al uit het feit dat onder de beide feiten niet dezelfde gedragingen ten laste zijn gelegd. De bewoordingen van verdachte die onder feit 2 ten laste zijn gelegd zien op het bieden van geld om de meisjes ontuchtige handelingen te laten uitvoeren, terwijl de bewoordingen van feit 3 er op zijn gericht om de meisjes naar zijn ontblote geslachtsdeel te laten kijken. Bij feit 3 heeft hij ook daadwerkelijk zijn ontblote geslachtsdeel laten zien. Er is sprake van meerdaadse samenloop.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 in de gemeente Bergen op Zoom door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via Snapchat, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2010, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen, terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door
- concrete afspraken met die [slachtoffer 1] te maken over de datum en de plek van de ontmoeting en
- naar de afgesproken plek van de ontmoeting te gaan en daar die [slachtoffer 1] op te wachten;
2
op 22 mei 2024 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door beloften van geld
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2011 en
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2011 en
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 5] 2011 en
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedag 6] 2009 en
- [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedag 7] 2011 en
- [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedag 8] 2011
die allen de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen, tegen voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de woorden "Je krijgt 25 Euro als je mijn piemel aanraakt" heeft gezegd en tegen voornoemde [slachtoffer 4] de woorden "Wil je mij pijpen voor 20 Euro" heeft gezegd en tegen voornoemde [slachtoffer 5] de woorden "Do you want to suck my dick" en "for 20 Euros" heeft gezegd en tegen voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] de woorden "Voor 20 Euro mag je mijn piemel aanraken" heeft gezegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 primair
op 22 mei 2024 te Bergen op Zoom, meerdere personen, te weten
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2011 en
- [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedag 7] 2011 en
- [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedag 8] 2011,
van wie hij telkens redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen, door:
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] op korte afstand toe te roepen: "kijk eens" en "kom dan" en "wil je dit aanraken" en "wil je mij pijpen" en
- vervolgens in de directe nabijheid van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen en zijn stijve ontblote geslachtsdeel aan hen te tonen;
4
in de periode van 4 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S10) bevattende 8 foto's en 6 video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een dildo vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
het met de penis oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Video nr. 1, Name: [bestandsnaam 1] .MP4 14 seconden en Foto nr. 3, Name: [bestandsnaam 2] .jpg)
en
het met een vinger betasten en aanraken van het geslachtsdeel, de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Foto nr. 2, Name: [bestandsnaam 3] .jpg en Video nr. 2, Name: [bestandsnaam 4] .temp en Video nr. 3, Name: [bestandsnaam 5] .temp en Video nr. 4, Name: [bestandsnaam 6] .MP4 en Video nr. 5, Name: [bestandsnaam 7] .mp4)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding
op een wijze die niet bij haar leeftijd past en waarbij een persoon zich in afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de
foto's/films nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en de borsten van die persoon in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
(Foto nr. 1, Name: [bestandsnaam 8] .png en Foto nr. 4, Name: [bestandsnaam 9] .jpg en Foto nr. 5, Name: [bestandsnaam 10] .jpg en Foto nr. 6, Name: [bestandsnaam 11] .jpg en Video nr. 6, Name: [bestandsnaam 12] .temp).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Aan de rechtbank wordt verzocht te bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om de uitvoering van de voorwaarden te laten plaatsen in het kader van bijzondere voorwaarden, zoals ook is geadviseerd door de deskundigen. De verdediging bepleit ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarde ‘opname in de zorginstelling’ om de opnameduur te beperken tot 12 maanden. Daarnaast bepleit de verdediging ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarde ‘vermijden van kinderporno’ om de wijze van controle dwingender te formuleren, in die zin dat alleen daartoe deskundige opsporingsambtenaren dan wel daartoe deskundige reclasseringsambtenaren deze controle mogen uitoefenen. Verzocht wordt verder om de conclusies van de psycholoog en psychiater over te nemen, inhoudende dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van ongeveer drie weken een viertal zedenfeiten gepleegd.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 schuldig gemaakt aan grooming. Hij heeft via Snapchat intensief contact onderhouden met de veertienjarige [slachtoffer 1] . Verdachte was op dat moment zelf 23 jaar oud. Verdachte heeft vanaf de tweede dag dat zij contact hadden veelvuldig seksueel getinte berichten naar [slachtoffer 1] gestuurd. Ook stelde verdachte voor om elkaar fysiek te ontmoeten in een hotel, met als bedoeling seksuele handelingen met haar te verrichten. Dit terwijl verdachte wist dat [slachtoffer 1] veertien jaar was. Verdachte is, zoals afgesproken, op 12 mei 2024 naar het hotel gegaan en ontmoette [slachtoffer 1] op de parkeerplaats. Hierbij heeft hij haar omhelsd en haar billen aangeraakt. [slachtoffer 1] had echter haar oudere broer meengenomen. Deze heeft verdachte geconfronteerd en vastgehouden tot de door hen ingeschakelde politie ter plaatse kwam.
Vervolgens heeft verdachte op 22 mei 2024 aan zes minderjarige meisjes geld geboden als zij zijn geslachtsdeel zouden aanraken of hem zouden pijpen. Aan drie van deze meisjes heeft verdachte ook daadwerkelijk ongevraagd zijn ontblote stijve geslachtsdeel getoond. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk laten leiden door zijn seksuele fantasieën en heeft er niet bij stilgestaan dat dergelijk handelen kan zorgen voor psychische schade bij minderjarigen en een normale seksuele ontwikkeling in de weg kan staan. Dat dit in ieder geval geldt voor [slachtoffer 1] , blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
Daarnaast heeft verdachte kinderporno in bezit gehad. Voor de vervaardiging van kinderporno worden kinderen (ernstig) seksueel misbruikt en uitgebuit. De betrokken kinderen lopen vaak psychische schade op die gedurende lange tijd en niet zelden de rest van hun leven diepe sporen nalaat. Daarnaast is het vrijwel onmogelijk om eenmaal online geplaatste foto’s en video’s definitief van het internet te laten verwijderen, een gegeven waarmee de slachtoffers ook op volwassen leeftijd moeten leren leven. Verdachte wordt medeverantwoordelijk gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij door het verzamelen van kinderporno heeft bijgedragen aan de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij kort voor het plegen van de bewezenverklaarde feiten - op 10 mei 2024 - door de rechtbank is veroordeeld voor soortgelijke zedenfeiten, waarbij aan hem een deels voorwaardelijke straf is opgelegd. Er is dus sprake van recidive en verdachte heeft deze feiten in de proeftijd van die voorwaardelijk opgelegde straf gepleegd, terwijl hij was opgenomen in een kliniek voor behandeling van zijn problematiek. Verdachte was dan ook een dubbel gewaarschuwd mens. De destijds opgelegde (deels voorwaardelijke) straf heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan zedenfeiten. Bovendien constateert de rechtbank dat de zittingsdatum van die zaak was op 26 april 2024. Dit betekent dat verdachte contact met [slachtoffer 1] heeft gehad tussen de zittingsdatum en de uitspraak van 10 mei 2024 en dat verdachte twee dagen na deze uitspraak de afspraak met [slachtoffer 1] bij het hotel had gepland. Dit alles baart de rechtbank ernstige zorgen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages die door de psycholoog [persoon 1] (2 oktober 2024 en aangevuld op 25 april 2025) en de psychiater [persoon 2] (14 mei 2025) over verdachte zijn opgesteld. Volgens de psychiater is bij verdachte sprake van een gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling met vooral vermijdende en afhankelijke kenmerken en meerdere parafilieën. Volgens de psycholoog is sprake van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, een exhibitionisme- en frotteurisme stoornis en een recidiverende depressieve stoornis. Er is mogelijk sprake van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type waarbij hij zich aangetrokken voelt tot puberale meisjes. Door beide deskundigen wordt geconcludeerd dat er een verband is tussen deze stoornissen en het plegen van de feiten. Er wordt daarom geadviseerd om verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Op basis van de delict analyse en de risicotaxatie wordt het recidiverisico ingeschat als hoog (tot zeer hoog) wanneer verdachte onbehandeld blijft. Om deze hoge recidivekans te verlagen wordt geadviseerd om aan verdachte een (fors) voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. Een intensieve en langdurige behandeling in een strafrechtelijk kader met een hoog beveiligingsniveau (drie), alsmede de inzet van libidoremmende medicatie wordt noodzakelijk geacht. Verdachte wordt in staat geacht zich te kunnen houden aan voorwaarden, ook wanneer dit een langere periode zou bestrijken. Door zowel de psychiater als de psycholoog wordt de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden minder passend geacht.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en oordeelt dat de bewezenverklaarde feiten verminderd aan verdachte zullen worden toegerekend.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Zij zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering
De reclasseringsrapportage van 12 juni 2025 is wat het strafadvies betreft van gelijke strekking als voornoemde twee rapportages van de gedragsdeskundigen. De reclassering ziet voldoende mogelijkheden voor opnieuw een forensisch traject in het kader van een deels voorwaardelijk strafdeel. Voor een verantwoord risicomanagement zal de inhoud en de lengte van het (klinische) traject er echter anders uit moeten zien in vergelijking met het voorgaande traject, zoals aan verdachte opgelegd bij voornoemd vonnis van 10 mei 2024. De reclassering is daarom met de psycholoog en psychiater van oordeel dat verdachte moet worden opgenomen in een kliniek met een zedenspecifieke behandeling binnen een hoog beveiligingsniveau (drie). Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, vermijden contact met minderjarigen en vermijden kinderporno. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
Ter zitting heeft de opsteller van het rapport, reclasseringsmedewerker [persoon 3] , dit rapport bevestigd en daaraan toegevoegd dat de verdachte inmiddels is geplaatst op de wachtlijst voor [kliniek] , waar een gespecialiseerde afdeling zeden aanwezig is.
Gezien de problematiek van verdachte acht de rechtbank het noodzakelijk dat hij klinisch wordt behandeld in een forensische setting. Ter zitting is gebleken dat verdachte gemotiveerd en bereid is zich aan alle bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank neemt daarom het advies over om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen zodat de bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd die behandeling van verdachte mogelijk maken om het recidiverisico te verlagen.
De opnameduur zal de rechtbank, zoals geadviseerd, vaststellen op 24 maanden of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. Zoals hierboven al uiteengezet, is verdachte gerecidiveerd tussen de zitting en de uitspraakdatum van de vorige zedenzaak, terwijl hij opgenomen was in een kliniek voor behandeling. De problematiek van verdachte is fors en zal volgens de deskundigen een lange adem vergen, waarbij ruimte moet zijn voor vallen en opstaan. Dat is de reden dat de rechtbank een maximale opnameduur van 24 maanden overneemt. De rechtbank gaat niet mee in het verzoek van de verdediging om te bepalen dat alleen een opsporingsambtenaar verdachtes gegevensdragers mag controleren op kinderporno. Dat is in de praktijk geen haalbare kaart en juist in het geval van vermoedens dat verdachte een terugval heeft – de behandeling kan immers verlopen met vallen en opstaan – moet de kliniek of de reclassering snel kunnen controleren. Deze straf doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de aard en ernst van de feiten, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervoor overwogen.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) vordert een schadevergoeding van
€ 2.001,77. Dit bedrag bestaat uit € 501,77 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een materiële schadevergoeding van € 501,77, bestaande uit zorgkosten voor de kinderfysio (€ 268,67) en reis- en parkeerkosten (€ 233,10).
De rechtbank is ten aanzien van beide kostenposten van oordeel dat het vaststellen van het causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde voor de hand liggen, waardoor sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat [slachtoffer 1] in aanmerking komt voor een vergoeding van de immateriële schade. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van
€ 500,00 billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Nader onderzoek naar de schadebeperkingsplicht levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en BEM-clausule
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank zal bepalen dat de schadevergoeding die betaald moet worden als gevolg van deze uitspraak zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer 1] (geboortedatum [geboortedag 2] 2010) te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (02-140516-23)

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 150 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 mei 2024 ten uitvoer zal worden gelegd.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Dit vanwege de te verwachten problemen bij de praktische uitvoering van deze taakstraf, nu verdachte intensieve behandeling zal (moeten) ondergaan en dit de nodige tijd in beslag zal nemen.
De verdediging heeft ook afwijzing van de vordering bepleit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de intensieve en langdurige behandeling die verdachte dient te ondergaan in de weg staat aan het uitvoeren van de taakstraf. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 240b, 248a, 248d en 248e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
feit 2:poging tot het door beloften van geld een persoon waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd;
feit 3:een persoon, van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
feit 4:een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*
Meldplicht bij reclassering
- dat verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;

* Opname in een zorginstelling

- dat verdachte zich laat opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op de detentie. De opname duurt 24 maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

* Ambulante behandeling

- dat verdachte zich laat behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
*
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Als de reclassering dat nodig vindt, verblijft verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

* Vermijden contact met minderjarigen

- dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat gezaghebbende ouders of verzorgers hierbij aanwezig zijn. Hij is dan verplicht om dit voorafgaand met de reclassering te bespreken;

* Vermijden kinderporno

- dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
  • het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te
voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie
geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van € 500,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de gevorderde immateriële en materiële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1] € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij (geboortedatum [geboortedag 2] 2010) te openen spaarrekening met een BEM-clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en
mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2025.
Mr. C.E.M. Marsé is verhinderd dit vonnis te ondertekenen.