ECLI:NL:HR:2019:1727
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Aanvullend arrest inzake herziening van een eerder arrest betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 een aanvullend arrest gewezen in het kader van een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 7 juni 2019 (ECLI:NL:HR:2019:743). De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], had een verzoek ingediend om herziening van het arrest dat betrekking had op navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de daarbij behorende belastingrente voor de jaren 2012 en 2013. In het eerdere arrest had de Hoge Raad al een oordeel gegeven over twee middelen, maar de belanghebbende stelde dat het derde middel niet was behandeld.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek niet kan worden aangemerkt als een verzoek tot herziening in de zin van artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoekschrift niet de vereiste feiten of omstandigheden bevatte. Desondanks heeft de Hoge Raad erkend dat er een verzuim was in het eerdere arrest, omdat het derde middel niet was behandeld. De Hoge Raad heeft besloten dat het arrest van 7 juni 2019 in die zin zal worden aangevuld, met overeenkomstige toepassing van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In de beslissing heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de eerdere beslissing ook betrekking heeft op het derde middel en dat hiervan aantekening zal worden gemaakt op het arrest van 7 juni 2019. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.