ECLI:NL:HR:2019:1727

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
18/04855
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend arrest inzake herziening van een eerder arrest betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 een aanvullend arrest gewezen in het kader van een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 7 juni 2019 (ECLI:NL:HR:2019:743). De belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z], had een verzoek ingediend om herziening van het arrest dat betrekking had op navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de daarbij behorende belastingrente voor de jaren 2012 en 2013. In het eerdere arrest had de Hoge Raad al een oordeel gegeven over twee middelen, maar de belanghebbende stelde dat het derde middel niet was behandeld.

De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek niet kan worden aangemerkt als een verzoek tot herziening in de zin van artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoekschrift niet de vereiste feiten of omstandigheden bevatte. Desondanks heeft de Hoge Raad erkend dat er een verzuim was in het eerdere arrest, omdat het derde middel niet was behandeld. De Hoge Raad heeft besloten dat het arrest van 7 juni 2019 in die zin zal worden aangevuld, met overeenkomstige toepassing van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

In de beslissing heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de eerdere beslissing ook betrekking heeft op het derde middel en dat hiervan aantekening zal worden gemaakt op het arrest van 7 juni 2019. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/04855
Datum15 november 2019
AANVULLEND ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 7 juni 2019, nr. 18/04855, ECLI:NL:HR:2019:743, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2012 en 2013 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1.Geding in cassatie

Op 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in deze zaak (ECLI:NL:HR:2019:743, hierna: het arrest van 7 juni 2019). Belanghebbende heeft een verzoek tot herziening van het arrest van de Hoge Raad ingediend (hierna: het verzoek). De Staatssecretaris van Financiën heeft op het verzoek tot herziening gereageerd.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1
In het arrest van 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over het eerste en het tweede middel.
2.2
Belanghebbende verzoekt de Hoge Raad dat arrest te herzien en voert daartoe aan dat daarin niet is geoordeeld over het derde middel.
2.3
De Hoge Raad is van oordeel dat het verzoek van belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een verzoek tot herziening, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevat als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, Awb.
2.4
De Hoge Raad heeft verzuimd in het arrest van 7 juni 2019 in te gaan op het derde middel. Belanghebbende beoogt met het verzoek kennelijk te bereiken dat de Hoge Raad zijn arrest aanvult. Dat zal hierna met overeenkomstige toepassing van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschieden.
2.5
Het derde middel kan evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad zal bepalen dat het arrest van 7 juni 2019 in deze zin wordt aangevuld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verstaat dat de in het arrest van 7 juni 2019 gegeven beslissing ook betrekking heeft op het derde middel, en
- bepaalt dat hiervan aantekening wordt gemaakt op het arrest van 7 juni 2019.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.