Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 13 juli 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1971, is beschuldigd van medeplegen van moord op een politicus in Curaçao in 2013. De Hoge Raad behandelt verschillende klachten van de verdachte, waaronder de vraag of de verklaring van een voormalig hoofd van de veiligheidsdienst, die is gebaseerd op een anonieme getuige, als bewijs kan worden gebruikt, ondanks het niet in acht nemen van de voorschriften voor het horen van anonieme getuigen. Daarnaast zijn er klachten over het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht ten aanzien van twee getuigen en de betrouwbaarheid van hun verklaringen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep op 5 november 2019.