ECLI:NL:HR:2019:1684
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake rioolheffing gemeente Sliedrecht
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 september 2018, nr. BK-17/00900. Dit hoger beroep was ingesteld tegen de beslissing van de directeur van de Gemeentebelastingen Drechtsteden en betrof een incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/1383). De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de rioolheffing voor het jaar 2015 door de gemeente Sliedrecht.
De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2019 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.