ECLI:NL:HR:2019:1681
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake rioolheffing gemeente Sliedrecht
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 september 2018, nr. BK-17/00898. Dit beroep betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de rioolheffing voor het jaar 2015 door de gemeente Sliedrecht. De directeur van de Gemeentebelastingen Drechtsteden had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/905).
Belanghebbende heeft in cassatie drie middelen voorgesteld, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht heeft gereageerd met een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2019 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.