In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor de jaren 2010 tot en met 2014. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk is. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de belanghebbende geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de belanghebbende klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.