Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
8 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 november 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965. De verdachte was betrokken bij een gewapende overval op een supermarkt in Groningen, waarbij afpersing aan de orde was. De verdediging betwistte de deskundigheid van de ingeschakelde deskundige en de betrouwbaarheid van de onderzoeksmethode. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf, en stelde voor deze te verminderen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen.
De Hoge Raad constateerde dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier jaren te verminderen tot drie jaren en zeven maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar verwerpt het beroep voor het overige.