2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland op 16 augustus 2017, voor zover inhoudende:
Ik herken mijzelf op de camerabeelden
De beveiliger (het hof begrijpt: aangever [benadeelde] ) kwam boven in mijn hotelkamer en zei tegen mij dat ik het hotel moest verlaten. Toen ben ik naar beneden naar de balie gegaan en heb ik gezegd dat ik weg zou gaan.
2. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof op 3 april 2018, voor zover inhoudende:
Ik heb in het hotel naar een vriend gebeld met de vraag of hij mij wilde ophalen.
3. De aangifte door [benadeelde] van 5 augustus 2017, als opgenomen in het door [verbalisant 1] , hoofdagent, op 5 augustus 2017 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, dossierpagina's 03 tot en met 05, voor zover inhoudende:
Op 05 augustus 2017 was ik werkzaam als nachtportier bij het IBIS hotel, gevestigd aan de Bizetlaan 1 te Utrecht. Mijn dienst is begonnen op 04 augustus 2017 om 23:00 uur en loopt tot 05 augustus 2017 07:00 uur. Ik kreeg bij de bijzonderheden door dat de bewoner van kamer 110 de avond er voor luidruchtig was geweest. Hij had van mijn collega een formele waarschuwing gehad.
Gedurende mijn dienst kwamen er weer klachten over geluidsoverlast uit kamer 110. Ik ben omstreeks 02:45 uur naar de deur van kamer 110 gelopen. Ik klopte aan en sprak met de bewoner van deze kamer. Ik zei hem dat er wederom klachten waren en dat hij zijn spullen moest gaan pakken, omdat hij niet langer welkom was in het hotel. Hij had immers al een waarschuwing gehad en dit zijn de regels van het hotel. Ik zag aan de bewoner van 110 dat bij heel boos werd en begon te schreeuwen tegen mij. Ik ben daarom direct naar beneden gegaan om de politie te bellen.
Op het moment dat ik achter de balie stond zag ik dat de bewoner van kamer 110 naar beneden kwam, de lobby in. Ik ben naar buiten gegaan, omdat ik mij absoluut niet veilig voelde achter de balie.
Om via de schuifdeuren van de hoofdingang naar buiten te kunnen, moest ik de bewoner van kamer 110 passeren in de hal. Op het moment dat ik hem passeerde zag ik dat hij naar mij uithaalde met zijn handen. Ik zag dat hij naar mijn hoofd sloeg. Ik voelde een harde klap op mijn achterhoofd. Ik liep door de schuifdeuren naar buiten en voelde een tweede klap op mijn achterhoofd. Ik voelde direct een hevige pijn op mijn achterhoofd.
Ik heb deze man meerdere malen gezegd dat hij niet welkom meer was in het hotel en hem gevorderd mijn hotel te verlaten.
In de hal heeft de politie de bewoner van kamer 110 tot rede proberen te brengen.
Er is hem door de politie duidelijk gezegd dat als hij het hotel niet zou verlaten dat hij zou worden aangehouden.
4. Het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] , hoofdagent, en [verbalisant 3] , inspecteur, als opgenomen in het door hen op 5 augustus 2017 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, dossierpagina's 06 en 07, voor zover inhoudende:
Op 5 augustus 2017, omstreeks 02.50 uur, werden wij door een centralist van het operationeel centrum gestuurd naar het Ibis hotel gelegen aan de Bizetlaan 1 te Utrecht. Aldaar zou een man door het hotelpersoneel zijn gevorderd om het pand te verlaten. De man zou dit weigeren. Ook zou de man agressief zijn. Om 02.55 uur waren wij ter plaatse bij het Ibis hotel. Wij zagen een man voor de ingang van het hotel staan. Wij zagen dat deze man opgefokt was. Wij zagen dit aan zijn houding. Wij zagen dat hij wilde gebaren maakte met zijn handen. Wij hoorden dat hij schreeuwde.
De man bleek later als volgt te zijn genaamd:
[verdachte]
Geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats]
Ik, [verbalisant 3] , zag dat [verdachte] het hotel weer inliep. Ik ben achter hem aangelopen de lobby van het hotel in.
Ik, [verbalisant 2] , sprak buiten het hotel een man. Dit bleek de nachtportier te zijn. De nachtportier bleek later als volgt te zijn genaamd:
[benadeelde] .
Samen met de reeds ter plaatse gekomen [verbalisant 4] en [verbalisant 1] hebben wij [verdachte] aangehouden ter zake mishandeling/huisvredebreuk.”
2.2.3Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
“Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van de huisvredebreuk heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat verdachte niet wederrechtelijk het hotel is binnengedrongen omdat hij heeft betaald voor een kamer. Ook is geen moment ontstaan waarop verdachte als betalende gast wederrechtelijk in het hotel verbleef. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat overtuigend bewijs ontbreekt ten aanzien van de voor een bewezenverklaring vereiste tweede aanmaning die door het hotelpersoneel aan verdachte is gegeven om het hotel te verlaten.
Ook dit verweer wordt verworpen.
Uit de aangifte van nachtportier [benadeelde] volgt dat een collega van hem de avond ervoor aan verdachte een formele waarschuwing had gegeven omdat verdachte luidruchtig was geweest. Tijdens de dienst van aangever zijn er opnieuw klachten over door verdachte veroorzaakte geluidsoverlast binnengekomen. Hierop is aangever naar de kamer van verdachte gegaan en heeft hij hem verteld dat verdachte zijn spullen moest pakken en niet langer welkom was in het hotel. Deze mededeling is naar het oordeel van het hof een voor verdachte duidelijke aanzegging dat hij het hotel direct diende te verlaten. Dat verdachte de mededeling ook als zodanig heeft opgevat blijkt uit het feit dat verdachte ter zitting van de politierechter heeft verklaard: “De beveiliger kwam boven in mijn hotelkamer en zei tegen mij dat ik het hotel moest verlaten. Toen ben ik naar beneden naar de balie gegaan en heb ik gezegd dat ik weg zou gaan.” Ter zitting van het hof heeft hij daar nog aan toegevoegd dat hij een vriend heeft gebeld om hem op te komen halen. Het hof is van oordeel dat op dat moment de situatie is ontstaan waarin verdachte wederrechtelijk in het hotel verbleef. Verdachte heeft zich vervolgens niet gereed gemaakt voor vertrek, maar heeft de confrontatie met de aangever gezocht. Toen de politie was gearriveerd, is de verdachte voordat hij werd aangehouden nog bij herhaling gevorderd het hotel te verlaten.
Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk. Hieraan doet niet af dat verdachte een langduriger hotelverblijf overeengekomen was en daarvoor betaald had. Door zijn (herhaald) hinderlijke gedrag kan verdachte zich naar het oordeel van het hof, nadat hem was aangemaand en gevorderd het hotel te verlaten, niet op het uit die overeenkomst voortvloeiend verblijfsrecht beroepen.”
2.3.1De tenlastelegging is toegesneden op art. 138, eerste lid, Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende uitdrukking ‘wederrechtelijk aldaar vertoevende’ geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel.
2.3.2Art. 138, eerste lid, Sr luidt:
“Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”