ECLI:NL:HR:2019:1503
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen loonheffing en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2019, waarin de naheffingsaanslagen in de loonheffing over de jaren 2011 tot en met 2013, alsook de daarbij opgelegde boetes en beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente, aan de orde waren. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de belanghebbende geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de partij die het beroep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.