ECLI:NL:HR:2019:1431
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan belang
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X1] en [X2] tegen diverse uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaronder de uitspraak van 23 oktober 2018. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de belanghebbenden na het instellen van het beroep een verzoek om wraking hebben ingediend. Dit verzoek is op 8 november 2019 buiten behandeling gesteld door de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en de zaak is behandeld door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.