ECLI:NL:HR:2019:1431

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
18/05105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X1] en [X2] tegen diverse uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaronder de uitspraak van 23 oktober 2018. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de belanghebbenden na het instellen van het beroep een verzoek om wraking hebben ingediend. Dit verzoek is op 8 november 2019 buiten behandeling gesteld door de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en de zaak is behandeld door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/05105
Datum15 november 2019
ARREST
in de zaak van
[X1] en [X2] te [Z]
op het beroep in cassatie tegen diverse uitspraken van het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden, waaronder de uitspraak van het Hof van 23 oktober 2018, nr. 16/01173.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbenden hebben na het instellen van beroep in cassatie een verzoek om wraking ingediend.
Bij beslissing van 8 november 2019, nrs. 19/04400 en 19/04402, ECLI:NL:HR:2019:1711, is het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld.
Met betrekking tot het beroep in cassatie overweegt de Hoge Raad als volgt.
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.