Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
1 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een bezwaarschrift dat is ingediend door de verdachte tegen een dagvaarding in verband met de verdenking van het valselijk opmaken en gebruiken van een brief met betrekking tot de arbeids- en rusttijden van buitenlandse werknemers. De Hoge Raad heeft op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die onder nummer 17/05983 valt. De verdachte, geboren in 1964, heeft zijn beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat N. van der Laan. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, wat betekent dat de eerdere beslissing van het Gerechtshof in stand blijft.