ECLI:NL:HR:2019:1373
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch over rioolheffing 2013
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Steenwijkerland. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 november 2018, nr. 16/03867, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de rioolheffing voor het jaar 2013.
De Hoge Raad heeft in deze procedure de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 november 2016, nr. 15/03647, vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Bosch voor verdere behandeling. Belanghebbende heeft vervolgens tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft hierop een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.