ECLI:NL:HR:2019:1336

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
19/01061
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het Dagelijks Bestuur van de Regionale Belasting Groep. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2019, nr. BK 18/00557, die op zijn beurt weer voortkwam uit een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 17/5116). De kwestie betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [Z] voor het jaar 2017, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 september 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/01061
Datum13 september 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE REGIONALE BELASTING GROEP
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2019, nr. BK 18/00557, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 17/5116) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [Z] voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep in cassatie dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2019.