ECLI:NL:HR:2019:1334
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, die woonachtig is in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 november 2018, betreffende een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet. Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen en deed een beroep op betalingsonmacht voor het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad zag geen aanleiding om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad.