ECLI:NL:CRVB:2018:4132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOW-pensioen door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2017. De appellante, een vrouw geboren in 1950, had een aanvraag voor een AOW-pensioen ingediend na het overlijden van haar echtgenoot, die vanaf 1973 in Nederland had gewerkt en een AOW-pensioen ontving. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 13 november 2015, en het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard op 23 mei 2016. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante niet in Nederland had gewoond of gewerkt en dat haar echtgenoot vanaf 1 juli 1995 niet meer verzekerd was voor de AOW. Bovendien was er geen sprake van huwelijkse tijdvakken zoals bedoeld in het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko, aangezien appellante pas in 1998 met haar echtgenoot was gehuwd. De Raad oordeelde dat, hoewel appellante in een moeilijke financiële situatie verkeerde na het overlijden van haar echtgenoot, dit niet betekende dat zij recht had op een AOW-pensioen. De Svb had terecht vastgesteld dat appellante geen aanspraak kon maken op een AOW-pensioen, omdat zij zelf nooit verzekerd was geweest. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.