ECLI:NL:HR:2019:1330
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 september 2018, waarin verschillende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en boetebeschikkingen aan belanghebbende waren opgelegd. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden, maar belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 126 wordt aan hem teruggegeven.