In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting. De belanghebbende, een ondernemer die lijdt aan de ziekte van Crohn, had bezwaar gemaakt tegen verschillende naheffingsaanslagen en boetes die door de Inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd over de jaren 2011 en 2012. De Inspecteur had de bezwaren echter niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een motivering. De rechtbank Gelderland had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de bezwaarschriften van belanghebbende geen gronden bevatten ter onderbouwing van de bezwaren. De Inspecteur had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar belanghebbende heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn. Het Hof oordeelde dat de termijn van twee weken die door de Inspecteur was gegeven redelijk was en dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zijn ziekte hem verhinderde om tijdig te reageren. Het Hof heeft de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig en adequaat motiveren van bezwaarschriften in belastingzaken. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.