ECLI:NL:HR:2019:1328

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
18/04267
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen belastingaanslagen en boetebeschikkingen over meerdere jaren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende belastingaanslagen en boetebeschikkingen die aan de belanghebbende waren opgelegd. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 31 augustus 2018 was gewezen. De zaak betrof navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2009 tot en met 2012, evenals navorderingsaanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor dezelfde jaren. Daarnaast waren er boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente aan de orde.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ongegrond verklaard. Het ingediende middel kon niet tot cassatie leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/04267
13 september 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 31 augustus 2018, nrs. 17/00289, 17/00290 en 18/00213 tot en met 18/00218, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/6850 tot en met 15/6857) betreffende de aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 en de aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2019.