In deze zaak heeft belanghebbende, een natuurlijke persoon, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1990 tot en met 2000, die zijn opgelegd op basis van informatie van de Belgische autoriteiten over rekeningen bij Kredietbank Luxemburg. Belanghebbende heeft betwist dat hij de rechthebbende was van deze rekeningen, en heeft aangevoerd dat deze door derden zijn geopend met gestolen paspoorten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belanghebbende niet tijdig heeft geklaagd over de vermeende onpartijdigheid van de rechter, en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot en vier andere raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2019.