Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beslissing
10 september 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van BTW-fraude door middel van fictieve leveringen van pannensets aan afnemers in Spanje en Italië. De verdachte werd beschuldigd van feitelijke leiding geven aan het vals opmaken van facturen en vervoersbescheiden, opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting, medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van een groot aantal getuigen, waaronder vier nieuwe getuigen. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof verzuimd had om op dit verzoek te beslissen, wat in strijd is met de procesregels. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de waarborgen van een eerlijk proces, vooral met betrekking tot het recht op het horen van getuigen.