ECLI:NL:HR:2019:1300

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
17/03238
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over BTW-fraude en overschrijding redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1946, was betrokken bij een strafzaak die onder andere betrekking had op BTW-fraude door middel van fictieve leveringen van pannensets aan afnemers in Spanje en Italië. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrifte, gewoontewitwassen, en het feitelijk leiding geven aan het opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting door een rechtspersoon. Daarnaast was er sprake van deelname aan een criminele organisatie.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die door de verdediging waren ingediend, beoordeeld. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De verdediging voerde aan dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel gegrond was, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.

Als gevolg van deze overschrijding van de redelijke termijn heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden verminderd naar 19 maanden. De overige middelen van cassatie werden verworpen, en de Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03238
Datum10 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 juni 2017, nummer 21/005173-12, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben N. van Schaik en S.D. Groen, beiden advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf.
De raadslieden hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde, het vierde, het vijfde en het zesde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het zevende middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan 2 jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze negentien maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 september 2019.