Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
Dit oordeel is van feitelijke aard en is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de waardering van een onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, een kantoorgebouw dat begin 2011 in gebruik is genomen, was in gebruik bij twee overheidsinstanties. De waarde van de onroerende zaak voor de jaren 2012 en 2013 was in geschil. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had geoordeeld dat de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak zelfstandig moest worden bepaald, en niet kon afwijken van de waarde in het economische verkeer, omdat de belanghebbende niet uitsluitend een winstoogmerk had, maar ook een bijdrage wilde leveren aan de regionale sociaaleconomische ontwikkeling.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de hoofdregel uit het Pieperschuurarrest niet van toepassing was, omdat de onroerende zaak niet in de commerciële sfeer werd gebezigd. De Hoge Raad oordeelde dat de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaak op € 80.000.000 voor 2012 en € 90.000.000 voor 2013 moest worden vastgesteld. De Hoge Raad verwierp de middelen van de belanghebbende, die betoogde dat de gecorrigeerde vervangingswaarde niet afwijkt van de waarde in het economische verkeer, en concludeerde dat de onroerende zaak voor de belanghebbende in economisch opzicht een hogere waarde heeft dan de prijs die de beste koper in de markt zou betalen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de Wet WOZ en de waardering van onroerende zaken die niet in de commerciële sfeer worden gebruikt.