ECLI:NL:HR:2019:1222

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
18/03623
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over sectorindeling werknemersverzekeringen en de rol van franchisegevers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] B.V. De zaak betreft de sectorindeling voor werknemersverzekeringen, waarbij de belanghebbende, een franchisegever, door de Inspecteur was ingedeeld in sector 45 (Zakelijke dienstverlening III). De belanghebbende begeleidt meer dan 150 franchisenemers op verschillende gebieden zoals marketing en bedrijfsvoering.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had eerder geoordeeld dat de belanghebbende in sector 44 (Zakelijke dienstverlening II) moest worden ingedeeld. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft de klachten van de Staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof zijn oordeel voldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad oordeelde dat de indeling van de belanghebbende moet geschieden op basis van de aard van de verrichte werkzaamheden en de functie die de onderneming in het maatschappelijk verkeer vervult.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.536. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de Staatssecretaris van Financiën is tevens een griffierecht van € 508 opgelegd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/03623
Datum19 juli 2019
ARREST
In de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2018, nr. 17/00695, gewezen op het beroep van belanghebbende betreffende een beschikking sectorindeling voor de werknemersverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 23 april 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep (
ECLI:NL:PHR:2019:439).
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de klachten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1
Belanghebbende is een franchisegever. Zij begeleidt ruim 150 franchisenemers bij conceptontwikkeling, marketing, inkoop, bedrijfsvoering, productontwikkeling, bouw en verbouw.
2.1.2
Belanghebbende is voor de sectorindeling als bedoeld in artikel 96 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) door de Inspecteur ingedeeld in sector 45 (Zakelijke dienstverlening III).
2.2.1.
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende moet worden ingedeeld in sector 44 (Zakelijke dienstverlening II) of sector 45.
2.2.2.
Het Hof heeft tot uitgangspunt genomen dat belanghebbende moet worden ingedeeld met toepassing van artikel 5.3 Regeling Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Regeling Wfsv) door assimilatie in sector 44 of 45 van bijlage 1 bij die Regeling. Het Hof heeft geoordeeld dat die indeling moet geschieden naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de (onderneming van de) werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult.
Die functie houdt in de kern in dat zij een merk, een formule ontwikkelt, onderhoudt en exploiteert. Daartoe ondersteunt zij de bij haar aangesloten franchisenemers bij hun bedrijfsvoering, zowel intern door het geven van adviezen en voorschriften voor die bedrijfsvoering en een netwerk, als extern door collectieve inkoop en het maken van reclame voor de door haar geëxploiteerde formules. Die functie vertoont belangrijke overeenkomsten met de in sector 44 ingedeelde bedrijven.
De werkzaamheden van belanghebbende komen naar hun aard het meest overeen met de werkzaamheden van de takken van bedrijf en beroep van sector 44.
Het Hof heeft geconcludeerd dat belanghebbende in sector 44 moet worden ingedeeld.
2.3.
Het middel betoogt dat het in 2.2.2 vermelde oordeel van het Hof onjuist dan wel onbegrijpelijk is gelet op artikel 96 Wfsv en artikel 5.3 Regeling Wfsv. Daartoe wordt onder meer aangevoerd dat het Hof zijn oordeel in wezen uitsluitend heeft gebaseerd op de aard van de werkzaamheden van belanghebbende, en niet (mede) op de maatschappelijke functie waarbinnen die werkzaamheden worden verricht. Een franchisegever is een enkelvoudige onderneming en is qua functie niet vergelijkbaar met een in sector 44 genoemd PR-bureau of marketingbureau, dat zich primair richt op verkoop in de vrije markt, aldus het middel.
2.4.
Het oordeel dat de indeling van belanghebbende moet geschieden naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de (onderneming van) belanghebbende in het maatschappelijk verkeer vervult, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5387). Hiervan uitgaande behoefde het Hof zich van zijn oordeel dat belanghebbende moet worden ingedeeld in sector 44, niet te laten weerhouden door de omstandigheid dat belanghebbende zich primair richt op haar franchisenemers. Anders dan het middel betoogt, volgt uit de bestreden uitspraak dat de activiteiten van belanghebbende zijn beschouwd naar zowel de aard als de functie als hiervoor bedoeld. Het oordeel van het Hof is toereikend gemotiveerd en niet onbegrijpelijk. Het middel faalt.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad;
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.536 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw, M.A. Fierstra, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 508.