ECLI:NL:HR:2019:121

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
18/00253
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen moord en medeplichtigheid aan brandstichting in Ewijk

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van moord en medeplichtigheid aan brandstichting. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft samen met anderen een kogel afgevuurd op een ander in een vakantiewoning op een camping in Ewijk, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Daarnaast was de verdachte betrokken bij de brandstichting van een auto waarin het stoffelijk overschot van het slachtoffer werd aangetroffen.

De Hoge Raad behandelt verschillende middelen van cassatie die door de verdachte zijn ingediend. Een belangrijk punt van discussie is dat het Openbaar Ministerie in strijd met de wet geen appelschriftuur heeft ingediend. Verder wordt er ingegaan op de schending van de procedurele regels, waarbij het Hof slechts heeft beraadslaagd op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, ondanks de aangevoerde middelen, niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat de aanpassing van de tenlastelegging geen invloed heeft gehad op de verdediging van de verdachte.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarbij wordt opgemerkt dat de middelen niet leiden tot cassatie en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering. De uitspraak is gedaan op 29 januari 2019 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de vice-president en twee raadsheren in de samenstelling.

Uitspraak

29 januari 2019
Strafkamer
nr. S 18/00253
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 september 2017, nummer 20/001647-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 januari 2019.