ECLI:NL:HR:2019:1172

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
18/01693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanbestedingsrecht en onrechtmatige daad in Europese aanbesteding door gemeente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Gemeente Den Helder tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van 30 januari 2018, waarin een geschil over een Europese aanbesteding aan de orde was. De Gemeente stelde dat de inschrijver aan wie de opdracht was gegund, niet voldeed aan de inschrijvingseisen. Dit betrof onder andere de vraag of de inschrijver een gelijkwaardig certificaat of ander bewijs had geleverd, zoals vereist door de relevante Europese richtlijnen en de Aanbestedingsregels voor de overheid (ARW 2005). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de Gemeente niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door een vijfkoppige kamer, onder leiding van vicepresident E.J. Numann.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/01693
Datum12 juli 2019
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE DEN HELDER,
zetelende te Den Helder,
EISERES tot cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. B.F.L.M. Schim,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 132100/HAZA 11-591 van de rechtbank te Alkmaar van 9 mei 2012, 14 november 2012, 5 juni 2013, 30 oktober 2013, 9 april 2014 en 16 september 2015;
b het arrest in de zaak 200.205.324/01 van het gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2018.
De Gemeente heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Gemeente mede door mr. H. Speyart en mr. A.G. Colenbrander.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 juli 2019.