3.9Met grief 4 betoogt de gemeente in essentie dat de rechtbank nader had moeten motiveren waarom de meerderheid van de deskundigen werd gevolgd en de conclusie van Snaterse is gepasseerd, omdat de deskundigen geen inschatting op grond van ervaring en intuïtie moesten maken, maar moesten oordelen op grond van kennis. Met grief 5 voert de gemeente aan dat de bevindingen van het deskundigenbericht niet bruikbaar zijn. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.9.1.Het hof zal gelet op de grieven de bruikbaarheid van het deskundigenbericht opnieuw aan een beoordeling onderwerpen. De aard van het deskundigenbericht brengt overigens, anders dan de gemeente voorstaat, geen zwaardere motiveringsplicht mee dan gebruikelijk. Dit laat onverlet dat het hof ook aandacht zal geven aan het feit dat Snaterse een andere mening heeft dan Tukkers en Siegert.
3.9.2.Uit het deskundigenbericht blijkt het volgende. De deskundigen hebben ieder afzonderlijk, onafhankelijk van elkaar, een matrix ingevuld met hierin, voor alle elementen uit de VCA*, doelstellingen, minimumeisen en vereiste documentatie, vervolgens het begrip “gelijkwaardigheid” gedefinieerd en ten slotte op het niveau van de VCA* een uitspraak gedaan over gelijkwaardigheid dan wel ongelijkwaardigheid van de certificeringen die Alba volgens Alba’s inschrijving had. Bij het begrip gelijkwaardigheid hebben de deskundigen de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Gelijkwaardigheid wil zeggen dat Alba door wet en regelgeving zoals aangegeven in het vonnis van 09 april 2014 gedwongen wordt te voldoen aan de eisen van de VCA 2008/5.1
In de genoemde wet en regelgeving dienen de aspecten uit de VCA 2008/5.1 benoemd te zijn, uiteraard rekening houdend met de Duitse taal en Duitse context.
Als basis voor de beoordeling van gelijkwaardigheid wordt de vraagstelling en toelichting zoals opgenomen in de VCA 21s008/5.1(sic)
gehanteerd.
3.9.3.Deze uitgangspunten zijn gehanteerd bij invulling van de verschillende matrices. Voor gelijkwaardigheid is het, volgens de deskundigen, niet noodzakelijk dat gelijkwaardigheid voor ieder detail wordt aangetoond, maar wel dat deze voor de kern van het systeem gewaarborgd is. De kern van de VCA* wordt volgens hen in ieder geval gevormd door de volgende elementen (vragen):
- Heeft het bedrijf voor alle risicovolle functies een actuele Veiligheids-, Gezondheids- en Milieu-risico-inventarisatie en -evaluatie?
- vinden taakrisicoanalyses plaats?
- worden LMRA’sLaatste minuut risicoanalyses, toev. hof]
uitgevoerd vóór aanvang van de werkzaamheden?
3.9.4.De deskundigen Tukkers en Siegert zijn van mening dat, naast verschillende andere elementen, gelijkwaardigheid voor de elementen die de kern van een VCA-systeem vormen niet aangetoond kan worden. Snaterse is van mening dat gelijkwaardigheid voor die elementen vooral is terug te vinden in de Duitse wetgeving. Die mening heeft hij in een notitie neergelegd waarvan versie 2 d.d. 11 juni 2014 in het rapport is opgenomen. Tukkers heeft daarop gereageerd in een notitie van dezelfde datum, die eveneens in het rapport is opgenomen. Partijen hebben op het concept-rapport kunnen reageren (de gemeente deed dat op 10 juli 2014, bijgevoegd bij het deskundigenbericht) en de deskundigen hebben op hun beurt weer op die reacties gereageerd.
3.9.5.Deze gang van zaken voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zodat de werkwijze die is gehanteerd geen aanleiding geeft om het deskundigenbericht als onbruikbaar terzijde te laten.
3.9.6.De gemeente klaagt erover dat de deskundigen een onjuiste invulling hebben gegeven aan het begrip “gelijkwaardigheid”: zij hadden, gelet op de aanbestedingsrichtlijn, niet moeten beoordelen of alle procedurele vereisten identiek zijn, maar of hetzelfde beschermingsniveau wordt gewaarborgd. Dezelfde kritiek heeft de gemeente op het concept-deskundigenbericht geuit. De deskundigen hebben daarop geantwoord dat de beschreven operationalisatie precies behelst te doen wat in de aanbestedingsrichtlijn is opgenomen. Ook uit de reactie van Snaterse valt dat af te leiden, waarbij hij er nogmaals op wijst dat de uitleg van het begrip “gelijkwaardigheid” met instemming van alle deskundigen is vastgelegd. De gemeente heeft het hof geen duidelijke aanknopingspunten verschaft voor het oordeel dat de deskundigen desondanks ten onrechte een andere maatstaf hebben gehanteerd dan uit de aanbestedingsrichtlijn voortvloeit.
3.9.7.Het hof volgt de gemeente ook niet in haar opvatting dat van gelijkwaardigheid reeds sprake is indien kan worden vastgesteld dat de vereisten die worden gesteld om in aanmerking te komen voor de Duitse certificaten en de Duitse wet- en regelgeving, hetzelfde beschermingsniveau waarborgen als VCA*. Voor zover de gemeente daarmee beoogt te stellen dat de Duitse wet- en regelgeving dezelfde eisen stellen als (de kern van) VCA*, heeft te gelden dat ook als het op een onderneming van toepassing zijnde wet- en regelgeving gelijk is aan de regels onder VCA* (hetgeen valt af te leiden uit de opmerkingen van Snaterse die bij het deskundigenrapport zijn gevoegd), dat nog geen gelijkwaardigheid van de systemen meebrengt. Zoals de rechtbank terecht overwoog in rov. 2.21 van het eindvonnis betekent de enkele verplichting die in een Duitse wet (zoals de Arbeitsschutzgesetz) staat omschreven nog niet dat Alba, die als in Duitsland gevestigde onderneming aan die verplichting zal moeten voldoen, daaraan ook daadwerkelijk heeft voldaan. Naleving van die verplichting, en in casu de verplichtingen die de kern van VCA* betreffen, wordt wel aangetoond door een daartoe strekkend certificaat of een recent rapport van een bevoegde handhavingsautoriteit. Alba beschikte over geen van beide. De (enkele verwijzing naar) op Alba toepasselijke Duitse wet- en regelgeving, hoe gedetailleerd die regelgeving ook is, is dan ook niet vergelijkbaar met VCA*.
3.9.8.De gemeente heeft ook nog aangevoerd dat Siegert en Tukkers onvoldoende acht hebben geslagen op de relevante Duitse wet- en regelgeving, maar dat betoog stuit af op hetgeen in de voorgaande rechtsoverweging is geoordeeld. In dat licht bezien is ook niet relevant dat Tukkers en Siegert niet, althans niet op gelijke wijze als Snaterse, bekend zijn met de Duitse certificaten en de daarmee corresponderende wet- en regelgeving.
3.9.9.De gemeente klaagt erover dat Tukkers, indien hij van mening was dat voor een deelvraag ten opzichte van één certificaat gelijkwaardigheid kan worden aangenomen, ten onrechte ook de andere certificaten nog in dat opzicht heeft beoordeeld. Dat stond hem echter vrij. Dat er, indien de andere twee certificaten ongelijkwaardig bleken, daarvan een negatieve invloed op de totaalbeoordeling uitging zodat de handelwijze van Tukkers tot een onjuiste beoordeling van de deskundigen heeft geleid, is onvoldoende concreet gesteld en toegelicht.
3.9.10.De deskundigen hebben, door te vermelden wat de kern van de VCA* is (zie rov. 3.9.3) voldoende duidelijk gemaakt welke door de VCA* gestelde eisen specifiek relevant zijn voor het onderhavige werk.
3.9.11.In zijn reactie op Snaterse’s opmerkingen is door Tukkers op heldere wijze uitgelegd dat houders van een VCA*-certificaat in sterkere mate worden gedwongen om zich aan de VCA*-kernwaarden te houden, dan de houders van de certificaten en accreditaties waarover Alba beschikt. Hoewel het ook op dit punt uiteindelijk neerkomt op een waardering en niet valt uit te sluiten dat die waardering door andere deskundigen een andere uitkomst zou hebben, gaat het om een waardering die op feiten en omstandigheden berust, die falsificeerbaar zijn. Daarom doet het feit dat Tukkers vroeger VCA*-coördinator was van een grote certificerende instelling en dat er dus rekening mee gehouden moet worden dat hij een aanhanger is van VCA-certificering, onvoldoende afbreuk aan de waarde van zijn rapportage, te minder doordat die rapportage in hoofdlijnen overeenkomt met de bevindingen van Siegert. Welke betekenis in dit verband moet worden toegekend aan Tukkers’ huidige functie (HSE manager/KAM Adviseur van Yellotec Safety Consult) heeft de gemeente niet voldoende duidelijk gemaakt.
3.9.12.Voor zover de gemeente nog andere bezwaren tegen het deskundigenrapport heeft willen inbrengen, heeft zij ook die bezwaren onvoldoende concreet geformuleerd. In dat verband merkt het hof op dat een deel van de bezwaren van de gemeente (soms zelfs woordelijk) gelijkluidend is aan de bezwaren die zij reeds tegen het concept-rapport formuleerde en die zij in eerste aanleg heeft aangevoerd. Daarop heeft de rechtbank, bij de afwijzing daarvan in het eindvonnis, bijzonder uitvoerig en helder gerespondeerd. In hoger beroep laat de gemeente desondanks na specifiek te vermelden op welke onderdelen de motivering van de rechtbank in haar visie mank gaat en volstaat zij in wezen met een herhaling van eerdere zetten. [X] klaagt daar ook terecht over. Voor zover het hof hierboven de bezwaren van de gemeente niet reeds heeft besproken, verenigt het zich met de afwijzing daarvan door de rechtbank en maakt het deze hierbij tot de zijne.