ECLI:NL:HR:2019:1099

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
18/00417
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 23 november 2017 werd gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1989, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor niet is voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft op 9 juli 2019 het arrest gewezen, waarin de betrokkene niet-ontvankelijk werd verklaard in het beroep. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijn, en bevestigt de procedurele vereisten die in het Wetboek van Strafvordering zijn vastgelegd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00417
Datum9 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 23 november 2017, nummer 21/004793‑15, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de betrokkene.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juli 2019.