Uitspraak
RREST
Hoge Raad
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 november 2018, nr. 17/00140. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Limburg (nr. AWB 15/3349) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslagen rioolheffing. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.