ECLI:NL:HR:2019:1032

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
17/03943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over diefstal en bedreiging met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld door de Politierechter voor diefstal van kaas en vleeswaren uit een supermarkt en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De Politierechter had een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan zes weken voorwaardelijk, en had de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week gelast. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Politierechter, specifiek gericht op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Het Gerechtshof heeft het vonnis van de Politierechter bevestigd, behalve wat betreft de opgelegde straf. Het Hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar twaalf weken, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en begeleiding. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de vordering tot tenuitvoerlegging is toegewezen, in strijd met artikel 14j, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03943
Datum25 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 augustus 2017, nummer 22/005843-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Sytema, advocaat te
's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 09-818579-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt dat het Hof de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in strijd met art. 14j, eerste lid, Sr niet heeft gemotiveerd.
2.2.1
Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Den Haag van 23 december 2016, behalve wat betreft de opgelegde straf, bevestigd met aanvulling van de gronden. De verdachte is veroordeeld ter zake van diefstal en – naar de Hoge Raad begrijpt – bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2.2.2
De Politierechter heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging het volgende beslist:
“Beslissing op vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.
T.a.v. 09/818579-16 (TUL)
Gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd, te weten:
Gevangenisstraf voor de duur van 1 week.”
2.2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
“De raadsman van de verdachte wordt onmiddellijk na het voordragen van de zaak in de gelegenheid gesteld de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis op te geven.
De raadsman geeft op dat de verdachte van oordeel is dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 09-818579-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in eerste aanleg ten onrechte is toegewezen.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Het appel is slechts gericht tegen de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één (1) week. Kort na de zitting waar hij een taakstraf had gekregen heb ik mijn cliënt gesproken en toen bleek dat die nieuwe kans hem goed deed. Hij had plannen voor het vinden van woonruimte en plannen om een traject te gaan volgen om sportleraar te kunnen worden. Sindsdien heb ik geen contact meer met hem gehad en dit is een goed teken.
Ik ga er dan ook vanuit dat de taakstraf goed is verlopen, ook omdat ik daar anders wel bericht van had gekregen.
De vordering tot tenuitvoerlegging is in deze zaak wel begrijpelijk, desondanks vraag ik u deze af te wijzen omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf tot een breuk in zijn broze bestaan zou kunnen leiden. Een gevangenisstraf kan er toe leiden dat zijn uitkering wordt stopgezet en dat kan er weer toe leiden dat hij opnieuw zal gaan stelen. Ik verzoek u dan ook om de week gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, mogelijk zelfs een langere taakstraf dan waar de week gevangenisstraf voor staat, indien u dat nodig acht.”
2.2.4
Het arrest van het Hof houdt onder meer het volgende in:
“Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair 1e en 2e alternatief/cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is de tenuitvoerlegging van de onder parketnummer
09-818579-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
(...)
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis waarvan beroep - ook met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf nu deze straf is opgelegd in verschillende eenheden.
Aangezien de verdachte na de datum waarop het door de eerste rechter bewezen verklaarde feit gepleegd is opnieuw tot straf is veroordeeld, zal het hof de in het vonnis waarvan beroep aangehaalde wetsartikelen aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve met de aanvulling als voormeld te worden bevestigd en het moet voor wat betreft de opgelegde straf worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
(...)
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij de reclassering Leger des Heils aan de Conradkade 53-54 te Den Haag en dat zo vaak zal blijven doen als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal meewerken aan de intake voor verblijf in een voorziening voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat, indien een voorziening wordt toegewezen, de veroordeelde vanaf een later te bepalen datum zal verblijven in die (nog nader te bepalen) instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal deelnemen aan een door de reclassering aan te wijzen Cognitieve Vaardighedentraining (CoVa) en dat hij deze zal volgen ter verbetering van zijn vaardigheden.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep - met in achtneming van het hiervoor overwogene - voor het overige.”
2.3
Het Hof heeft blijkens het dictum van zijn arrest het vonnis van de Politierechter vernietigd “ten aanzien van de opgelegde straf” en in zoverre opnieuw rechtgedaan. Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter “voor het overige” bevestigd. De beslissing van het Hof moet aldus worden gelezen dat het zijn oordeel over de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf in de plaats heeft gesteld van het door de Politierechter dienaangaande gegeven oordeel en dat het Hof het vonnis van de Politierechter voor het overige heeft bevestigd, ook voor zover daarin de tenuitvoerlegging is gelast van de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week.
2.4
Noch het arrest van Hof noch het (gedeeltelijk) bevestigde vonnis van de Politierechter houdt een motivering in ten aanzien van de beslissing tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Deze beslissing is derhalve niet voorzien van de in art. 14j, eerste lid, Sr vereiste motivering.
2.5
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier
E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juni 2019.