ECLI:NL:HR:2019:1024

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
17/04111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van medewerkers van stadstoezicht met betrekking tot strafrechtelijke aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1971, was aangeklaagd voor belediging van twee medewerkers van stadstoezicht, meermalen gepleegd, en voor bedreiging met zware mishandeling van een andere medewerker. De relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht zijn artikel 266, lid 1, in samenhang met artikel 267, lid 2, en artikel 285, lid 1.

De verdachte heeft in cassatie verschillende middelen van cassatie ingediend, waarbij hij onder andere een bewijsklacht inzake de belediging en een beroep op een bijzondere rechtvaardigingsgrond heeft gedaan. De Advocaat-Generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de toepassing van de relevante strafrechtelijke bepalingen in deze zaak. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/04111
Datum25 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 augustus 2017, nummer 23/004259-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juni 2019.