ECLI:NL:GHAMS:2017:3701

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-004259-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van ambtenaren door verdachte via sociale media

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van belediging en bedreiging van ambtenaren van Stadstoezicht Hoorn. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk beledigen van twee ambtenaren door een foto van hen op Facebook te plaatsen met beledigende teksten, en het bedreigen van een derde ambtenaar met zware mishandeling. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte beledigend waren en dat de bedreiging, ondanks de voorwaardelijke formulering, bij de aangever vrees kon opwekken voor zwaar lichamelijk letsel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en 60 dagen hechtenis, waarbij rekening werd gehouden met zijn recidive en het gebrek aan inzicht in de ernst van zijn handelen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de ondertekening van de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004259-16
datum uitspraak: 7 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-198990-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juli 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Hoorn, althans in Nederland opzettelijk twee ambtenaren, [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2] beide medewerkers van Stadstoezicht Hoorn, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, door feitelijkheden, heeft beledigd, door een foto van hen (genomen tijdens de rechtmatige uitoefening van hun bediening)op Facebook te plaatsen met daarbij de tekst: "Hé kutjes annoniem dit keer. Hier is gemeente Hoorn trots op, te dikke stads-toezicht en geen woord knap nederlands kunnen";
2:
hij in of omstreeks de periode van 25 mei 2015 tot en met 17 juli 2015 te Hoorn, althans in Nederland [ambtenaar] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een foto van die [ambtenaar] op Facebook gezet en daarbij de tekst: "deze K koerd mag dit wel doen.. volgende keer en dat beloof ik verbouw ik zijn hele smoel.. de schijnheil";
2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2015 tot en met 17 juli 2015 te Hoorn, althans in Nederland opzettelijk ambtenaar [ambtenaar] in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door op Facebook een foto te plaatsen van die [ambtenaar] met daarbij de tekst: "deze K koerd mag dit wel doen.... volgende keer en dat beloof ik verbouw ik zijn hele smoel... de schijnheil.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, aangezien de door de verdachte op Facebook geplaatste foto niet beledigend is, nu de personen op die foto zijn geanonimiseerd en de daarbij gebezigde termen op zichzelf niet beledigend zijn. Hoewel volgens de raadsman over ‘Hé kutjes’ getwijfeld kan worden, gaat het verder slechts om constateringen dan wel verwijten die gemaakt mogen worden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof moet de uitlating van de verdachte als beledigend worden beschouwd, omdat zij de strekking heeft de medewerkers stadstoezicht [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] in hun eer en goede naam aan te randen. De verdachte heeft op de door hem op Facebook geposte foto op ridiculiserende wijze de hoofden van deze personen afgeplakt, en heeft daarbij de voormelde tekst opgenomen, die begint met de in dit verband evident denigrerende en beledigende woorden “Hé kutjes”, waardoor de rest van de tekst ook in die sleutel komt te staan, waarin de verdachte zegt dat de betrokkenen te dik zijn en waarin hij – zelf het woord anoniem verkeerd spellend – klaagt over hun gebrek aan beheersing van de Nederlandse taal. Het afplakken van de hoofden van [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] op de door de verdachte van hen gemaakte foto, ontneemt niet het strafbare karakter aan het handelen van de verachte, mede omdat nog steeds duidelijk was dat zij de personen waren aan wie de belediging was gericht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de uitlating geen bedreiging betreft, maar een belofte of een voorwaardelijke bedreiging en dit niet valt onder artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Mede gelet op de eerdere fysieke confrontatie tussen de verdachte en de aangever, medewerker stadstoezicht [ambtenaar] , heeft de door de verdachte geuite bedreiging ‘zijn hele smoel te verbouwen’, vergezeld van de scheldwoorden ‘K koerd’ en ‘schijnheil’, bij de aangever in redelijkheid de vrees kunnen doen ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Dat deze bedreiging, zoals door de raadsman bepleit, onder voorwaarde is gedaan, doet daar niet aan af. Opgemerkt zij nog dat een bedreiging onder voorwaarde in voorkomend geval zelfs tot oplegging van een hogere straf kan leiden (vgl. art. 285, tweede lid, Sr).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 11 juli 2015 te Hoorn opzettelijk twee ambtenaren, [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] beiden medewerker van Stadstoezicht Hoorn, ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in het openbaar bij geschrift en afbeelding, heeft beledigd, door een foto van hen (genomen tijdens de rechtmatige uitoefening van hun bediening) op Facebook te plaatsen met daarbij de tekst: "Hé kutjes annoniem dit keer. Hier is gemeente Hoorn trots op, te dikke stads-toezicht en geen woord knap nederlands kunnen";
2 primair:
hij op 11 juli 2015 te Hoorn [ambtenaar] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een foto van die [ambtenaar] op Facebook gezet en daarbij de tekst: "deze K koerd mag dit wel doen.... volgende keer en dat beloof ik verbouw ik zijn hele smoel.. de schijnheil".
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat sprake is van een bijzondere rechtvaardigingsgrond, omdat verdachte optrad met het oog op de behartiging van het openbaar belang. Stadswachten moeten immers respect uitstralen en hieraan kan worden getwijfeld wanneer stadswachten te dik zijn en/of geen Nederlands spreken. Op grond van artikel 266, tweede lid, Sr. is het feit daarom niet strafbaar, aldus de raadsman.
Het beroep op voormelde rechtvaardigingsgrond faalt, omdat het hier – de bewerkte foto en tekst in onderlinge samenhang beschouwd – in wezen niet gaat om een oordeel over de behartiging van openbare belangen, maar om een uitlating met de bedoeling om [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] in hun eer en goede naam aan te randen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee medewerkers van stadstoezicht Hoorn. Hij heeft hen in hun eer en goede naam aangetast en hun gezag ondermijnd. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een andere medewerker van stadstoezicht. Door zijn handelen heeft verdachte angst gezaaid bij het slachtoffer en blijk gegeven van onvoldoende respect voor het openbaar gezag.
Het hof heeft gelet op de straf die door rechters bij eenvoudige belediging pleegt te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 150,= genoemd voor belediging, welke straf kan worden verhoogd indien de belediging is geuit tegen een ambtenaar in functie. Voorts wordt een geldboete van € 250,= genoemd voor bedreiging. Deze oriëntatiepunten zien evenwel op personen die voor het eerst voor een dergelijk feit worden veroordeeld. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2017 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Hieruit blijkt eveneens dat verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd gedurende de proeftijd van eerdere veroordelingen. Dit weegt nadrukkelijk is het nadeel van de verdachte.
Gelet op die uitgebreide recidive van de verdachte en het feit dat hij geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen, is het hof van oordeel dat met een straf als in de oriëntatiepunten genoemd geenszins kan worden volstaan. Wel zal het hof kiezen voor een andere strafmodaliteit dan door de advocaat-generaal gevorderd en door de politierechter opgelegd, welke strafmodaliteit thans als té ingrijpend wordt bevonden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. G. Oldekamp en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 augustus 2017.
mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.