ECLI:NL:HR:2019:1004
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 21 juni 2019 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het verzoek betrof de herziening van het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2019, met nummer 19/00283, ECLI:NL:HR:2019:514. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor kon het verzoek niet leiden tot herziening van het eerder genoemde arrest.
De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de Hoge Raad geen aanleiding zag om het eerdere arrest te herzien, en dat het verzoek van belanghebbende niet verder in behandeling werd genomen. De uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.