Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
26 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, in strijd met artikel 9.2 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had echter betoogd dat hij niet op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele verzending van de ongeldigverklaring per aangetekende brief naar het GBA-adres van de verdachte onvoldoende was om te concluderen dat hij daadwerkelijk wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. De Hoge Raad volgde de conclusie van de Advocaat-Generaal, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug, zodat deze opnieuw kon worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de wetenschap van de verdachte omtrent de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.