Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
- i) [eiseres] , die is geboren in 1930, is gediagnosticeerd met dementie. Haar vier dochters huldigen uiteenlopende standpunten over de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de verzorging van [eiseres] .
- ii) [verweerster] is in 2014 benoemd tot bewindvoerder en mentor van [eiseres] .
- iii) In 2015 is [eiseres] op verzoek van [verweerster] onder curatele gesteld, met benoeming van [verweerster] tot curator.
- iv) Bij brief van 12 februari 2016 heeft [verweerster] mr. Kramer, de advocaat van [eiseres] , verboden contact op te nemen met [eiseres] , op de grond dat de mate en duur van de verwardheid van [eiseres] aanmerkelijk is toegenomen en [eiseres] na een bezoek van mr. Kramer dagen van slag is geweest.
- v) Per 15 maart 2016 is [eiseres] met toepassing van de Wet Bopz in een verpleegtehuis opgenomen.
4.Beoordeling van de schorsing van het geding
art. 225 lid 4 Rv niet meer kan plaatsvinden, en het geding – op de voet van art. 225 lid 2, tweede volzin, Rv – op naam van de oorspronkelijke partijen wordt voortgezet, kan het rechtsmiddel worden ingesteld door of tegen de opvolger van de partij aan wier zijde de schorsingsgrond zich voordeed.
5.Beoordeling van het verzoek tot oproeping van de opvolgend curator
6.Beslissing
22 juni 2018.