In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de bevoegdheid van het Waterschap om watersysteemheffing op te leggen voor percelen in de Waddenzee. De belanghebbende, Vereniging [X], had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, die de aanslag voor het jaar 2014 had bevestigd. De Rechtbank oordeelde dat de beide Provinciale Staten niet onzorgvuldig hadden gehandeld bij het vaststellen van het gebied van het Waterschap, en dat de heffing niet onrechtmatig was, ondanks het feit dat het Rijk het beheer van de Waddenzee heeft.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de percelen in de Waddenzee niet tot het gebied van het Waterschap behoren, en dat het Waterschap derhalve niet bevoegd is om aanslagen watersysteemheffing op te leggen voor deze percelen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de aanslag verminderd met het bedrag dat betrekking heeft op de percelen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vergoed, en is het dagelijks bestuur van Hefpunt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Deze uitspraak benadrukt de scheiding van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en waterschappen met betrekking tot het beheer van watersystemen, en bevestigt dat waterschappen alleen bevoegd zijn om heffingen op te leggen binnen hun eigen gebied, zoals vastgesteld door de Provinciale Staten.