ECLI:NL:HR:2018:9

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 januari 2018
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
17/02604
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende, die domicilie had gekozen in Marokko. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 april 2017, betreffende een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Nabestaandenwet. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 14 augustus 2017 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Vervolgens is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan, ondanks een tweede aanmaning op 14 september 2017, die wel op het juiste adres is afgeleverd. De belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 124 wordt teruggegeven door de griffier van de Hoge Raad.

Uitspraak

5 januari 2018
Nr. 17/02604
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Marokko, domicilie gekozen hebbende te [Q], (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 26 april 2017, nr. 16/6369 ANW, betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 augustus 2017, ter zake waarvan belanghebbende volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL bericht heeft gekregen dat de brief op de afhaallocatie kon worden afgehaald, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het door belanghebbende gekozen domicilieadres. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 september 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven domicilieadres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2018.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 124 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.