ECLI:NL:CRVB:2017:1624

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
16/6369 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van verzekeringseisen ANW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering aan appellante, die in Marokko woont. De echtgenoot van appellante, geboren in 1942, overleed op een datum in 2015 en ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante diende een aanvraag in voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW), maar deze werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij ziek is en geen inkomsten heeft. De Centrale Raad van Beroep beoordeelde of de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen recht had op de nabestaandenuitkering. De Raad concludeerde dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, omdat hij in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte. Bovendien was er geen bewijs dat hij gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de weigering van de nabestaandenuitkering terecht was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van griffier I.G.A.H. Toma, en werd openbaar uitgesproken op 26 april 2017.

Uitspraak

16/6369 ANW
Datum uitspraak: 26 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2016, 16/651 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2017. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.P. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, [naam echtgenoot], geboren in 1942, was ten tijde van zijn overlijden op [datum] 2015 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij besluit van 9 november 2015 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 23 december 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 9 november 2015 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij ziek is en geen inkomsten heeft.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Op grond van artikel 13 van de ANW is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
4.1.2.
Op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de ANW wordt zo nodig in afwijking van artikel 13 en de daarop berustende bepalingen als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
4.1.3.
In artikel 22, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Verdrag) is bepaald dat wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkering aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, zijn weduwe op een pensioen krachtens laatgenoemde wettelijke regelingen aanspraak kan maken.
4.1.4.
Op grond van artikel 63a van de ANW kan de gewezen verzekerde, indien deze direct voorafgaande aan de periode van vrijwillige verzekering ten minste een jaar verplicht verzekerd is geweest, zich vrijwillig verzekeren over een periode van tien jaar, met ingang van de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
4.3.
Omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, was hij op grond van artikel 13 niet verzekerd voor de ANW.
4.4.
Op grond van gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat vast dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was op grond van de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.5.
Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen leidt niet tot verplichte verzekering voor de ANW. Niet gebleken is dat de echtgenoot van appellante gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW, zoals is neergelegd in artikel 63a van de ANW.
4.6.
De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante kan niet aangemerkt worden als nabestaande op grond van die wet. Een ANW-uitkering is dus terecht geweigerd.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van
I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
26 april 2017.
(getekend) L. Koper
(getekend) I.G.A.H. Toma
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring van verzekerden.

KP