ECLI:NL:HR:2018:879

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
18/00426
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 21 december 2017, nr. 16/03845, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 15/6812). De zaak betreft de beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Deurne voor de jaren 2013 tot en met 2015, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

Belanghebbende heeft een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Belastingsamenwerking Oost-Brabant heeft hierop een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarin nieuwe gronden werden voorgesteld die buiten de daarvoor geldende termijn vielen. De Hoge Raad heeft deze nieuwe stellingen niet in overweging genomen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

8 juni 2018
nr. 18/00426
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 21 december 2017, nr. 16/03845, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost‑Brabant (nr. SHE 15/6812) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Deurne voor de jaren 2013 tot en met 2015 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Belastingsamenwerking Oost‑Brabant heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Dit stuk bevat stellingen die niet anders kunnen worden begrepen dan als nieuwe, buiten de daarvoor geldende termijn voorgestelde, gronden van het cassatieberoep. De Hoge Raad gaat aan die stellingen voorbij (vgl. Hoge Raad 11 april 2003, nr. 38281, ECLI:NL:HR:2003:AF7103, r.o. 3.1).

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer Th. Groeneveld als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers‑van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.