2.1.1. Belanghebbende maakt deel uit van een internationaal opererend concern dat zich bezighoudt met de opwekking, de verkoop, het transport en de levering van elektriciteit en gas. Het concern beschikt in Nederland over een aantal productielocaties voor energie, waaronder een energiecentrale die met name steenkool, biomassa en houtgas als brandstoffen gebruikt, alsmede een centrale die vermalen steenkool als brandstof gebruikt en die tevens geschikt is voor het gebruik van biomassa als brandstof.
2.1.2. Tot 1 januari 2013 voorzag artikel 44, lid 2, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet) in een vrijstelling van kolenbelasting voor de uitslag en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 percent (hierna: de vrijstelling). Belanghebbende paste de vrijstelling toe. Door de inwerkingtreding van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013, Stb. 2012, 321, is de vrijstelling per 1 januari 2013 vervallen.
2.1.3. Belanghebbende is belastingplichtig voor de kolenbelasting. Zij heeft over het tijdvak december 2013 op aangifte kolenbelasting voldaan.
2.2.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de afschaffing van de vrijstelling met ingang van 1 januari 2013 in strijd is met artikel 14, lid 1, letter a, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, PB 2003 L 283, blz. 51 (hierna: Richtlijn 2003/96).
2.2.2. Het Hof heeft in de motivering van zijn hiervoor in 2.2.1 weergegeven oordeel verworpen de grief van belanghebbende dat de structuur van de kolenbelasting ongeschikt is om positieve milieueffecten te kunnen bewerkstelligen. Volgens het Hof is de kolenbelasting namelijk een uitermate effectief middel om het gebruik van de relatief vervuilende kolencentrales te ontmoedigen, mits het tarief van de kolenbelasting voldoende hoog is om de marginale kosten (inclusief kolenbelasting) van kolencentrales te laten uitstijgen boven de marginale kosten van andere elektriciteitscentrales, zoals bijvoorbeeld gascentrales.