ECLI:NL:HR:2018:844

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
17/02912
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak betreffende medeplegen uitvoer cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 16 maart 2017, nummer H 177/2015. De verdachte, geboren in 1971, is beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland, in strijd met artikel 3.1.A van de Opiumlandsverordening 1960. De verdediging heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn ingediend door advocaat C. Reijntjes-Wendenburg te Maastricht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof.

Dit arrest is gewezen op 5 juni 2018 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

5 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/02912 A
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 16 maart 2017, nummer H 177/2015, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juni 2018.