In deze zaak heeft [X] Beheer B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gewezen op 24 maart 2017, met nummer 15/00906. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking had op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het jaar 2010, alsook op een daarbij gegeven boetebeschikking. De belanghebbende heeft in cassatie zes middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in deze kosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 1 juni 2018 door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.