ECLI:NL:HR:2018:808

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
17/05464
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 10 oktober 2017, waarin het Hof de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland had behandeld. De Rechtbank had eerder navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 tot en met 2012 opgelegd, evenals navorderingsaanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor de jaren 2009 en 2012.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de voorgestelde middelen niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad was dus dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand bleven.

Uitspraak

1 juni 2018
nr. 17/05464
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 10 oktober 2017, nrs. 16/01351 tot en met 16/01356, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/6787, 15/6789, 15/6791, 15/7593, 15/7594 en 15/7595) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2012 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor de jaren 2009 en 2012 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.